EMMEN - De rechtbank Noord-Nederland heeft 12 demonstranten van Extinction Rebellion die op 7 november vorig jaar gedurende korte tijd de raadsvergadering van de Gemeente Emmen verstoorden, ontslagen van alle rechtsvervolging. Dit betekent dat ze geen straf krijgen.


Demonstratie


Op 7 november vorig jaar bezochten 12 demonstranten de openbare raadsvergadering van de gemeente Emmen. De demonstranten richtten zich tot de gemeente omdat zij wilden dat de gemeente zou stoppen met de financiering van een sinterklaasfeest waarbij zwarte piet aanwezig zou zijn. De demonstranten hielden een speech, zaten op de grond van de raadszaal, riepen leuzen en hielden spandoeken omhoog. Toen hen na ongeveer tien minuten verzocht werd de raadszaal te verlaten, weigerden zij aan dit verzoek gehoor te geven. De demonstranten zijn vervolgens door de politie gearresteerd en hebben, variërend van enkele uren tot bijna drie dagen, vastgezeten op het politiebureau.

Lokaalvredebreuk

Volgens de politierechter is in deze zaak sprake van lokaalvredebreuk. De demonstranten verbleven in de raadszaal van de gemeente Emmen ondanks dat hen meerdere malen was verzocht te vertrekken. De aanwezigheid van de demonstranten leverde ook enige hinder op omdat de raadsvergadering van de gemeente geen doorgang kon vinden. Onder deze omstandigheden mocht de politie de demonstratie beëindigen. De vraag die in deze zaak dan ook centraal staat is of de wijze waarop door politie en justitie is ingegrepen noodzakelijk en gerechtvaardigd was.

Ontslag van alle rechtsvervolging

Het demonstratierecht is een belangrijk grondrecht. Er moet daarom kritisch worden gekeken naar beperkingen daarvan. In deze zaak gaat het om een kortdurende, vreedzame demonstratie, zonder vernielingen of geweld, die maximaal anderhalf uur heeft geduurd. De politie heeft de demonstranten gearresteerd en op het politiebureau opgehouden voor onderzoek, variërend van enkele uren tot bijna drie dagen. Volgens de politierechter bestond in deze zaak geen noodzaak om over te gaan tot arrestatie van de demonstranten. De politie had kunnen volstaan met het verwijderen van de demonstranten uit de raadszaal. De beperking van het demonstratierecht was in dat geval beperkt gebleven omdat de demonstratie op een andere locatie verder kon gaan, terwijl tegelijkertijd de raadsvergadering verder doorgang kon vinden. De politierechter concludeert daarom dat de wijze waarop door de politie is ingegrepen, mede gezien de geringe ernst van het feit, in deze zaak disproportioneel is geweest. Dit geldt ook ten aanzien van de demonstranten die hun vingers met lijm en glitters hadden besmeurd om zo de vaststelling van hun identiteit te vertragen. Dat zij op basis van een beslissing van de officier van justitie soms tot wel bijna drie dagen op het politiebureau hebben vastgezeten, terwijl uit het dossier niet blijkt wat de politie gedurende die tijd heeft gedaan ter vaststelling van hun identiteit of onderzoek naar het gepleegde strafbare feit, is een verdere inbreuk op het demonstratierecht.

Volgens de politierechter staat het optreden van politie en justitie in deze zaak niet in verhouding tot de geringe ernst van het feit. Er is daarom sprake van een ongerechtvaardigde inbreuk op het demonstratierecht. Verdere strafvervolging van de demonstranten is niet gerechtvaardigd. Ze worden daarom ontslagen van alle rechtsvervolging.